Het nieuwe werken is leuk
Natuurlijk zijn er in de tussentijd nog vragen over het activiteitgerelateerd werken. Meer informatie vind je op het intranet van WSHD.
Jip en Janneke leren delen
Jip en Janneke leren delen in SharePoint
Jip en Janneke moeten leren delen. Delen is namelijk razend belangrijk voor Jip en Janneke nu ze in het nieuwe waterschapshuis werken. Ze moeten hun bureau delen, hun stoel, hun computer én natuurlijk hun werkbestanden.
“Ga eens opzij”, zegt Janneke. Ze geeft Jip een duw, terwijl hij net aan het inloggen is. “Hé kijk een beetje uit,” roept Jip en trekt Janneke keihard aan haar vlecht. “Auh” schreeuwt Janneke terwijl ze Jip een klap boven op zijn hoofd geeft. “Wat ben jij gemeen zeg,” zegt Janneke. “Dan moet je maar uitkijken," zegt Jip. “Ik ben aan het inloggen, ga maar ergens anders werken.” Langzaam druipt Janneke af. Ze gaat schuin tegenover Jip zitten typen aan een stuk over de stoute rivier die steeds meer water meeneemt.
Jip zoekt via SharePoint, een soort interne internetsite van het waterschap, naar een stuk van zijn vriend Willem. Het is een beleidsstuk over waterplannetjes waar Jip nog het een en ander van moet weten. Jip tikt wat kernwoorden in, en ja hoor, binnen een paar seconden zit hij met zijn neusje in het stuk. “Handig zeg,” zegt Jip, die via SharePoint toegang heeft tot de duizenden werkdocumenten die binnen de organisatie worden ontwikkeld. Ze staan allemaal netjes één keer opgeslagen op een centraal punt. Dus Jip heeft altijd de actuele versie.
Als Jip klaar is met lezen, krijgt hij ineens een ideetje. Om Janneke een poets te bakken, wil hij stiekem iets veranderen in een document van haar. Via de zoekmachine van SharePoint krijgt hij alle documenten van Janneke in een oogopslag op zijn scherm. Helaas voor Jip kan hij echter geen enkel bestand van Janneke bekijken. Janneke heeft al haar bestanden alleen voor Jip geblokkeerd. Anderen kunnen er nog steeds in kijken, maar Jip niet. “Handig he,” zegt Janneke die ineens achter het bureau van Jip staat. Jip wordt rood en schaamt zich. Janneke moet lachen. Jip ook een beetje.
“Ziezo”, zegt Janneke. “Ga je mee, het is alweer vijf uur, we gaan naar huis. We gaan flensjes bakken.” “Ja lekker,” roept Jip! “Voor ieder drie.” “Da’s goed,” zegt Janneke, “voor ieder drie. Samen delen.”
Vast wisselwerken
Het flexibel gebruiken van verschillende werkplekken vind ik niet meer vervelend. Dat ik telkens opnieuw moet inloggen en moet acclimatiseren achter een ander bureau ervaar ik niet meer als belastend, zoals in het begin. Het geeft me eigenlijk wel een aangenaam gevoel van vrijheid. Want het breekt de dag een beetje en het biedt mij ook de mogelijkheid om meer collega's beter te leren kennen en nieuwe kennis op te doen over het werk.
Hoewel ik dus, net als de meeste van mijn collega’s, als vanzelf frequent van plek wissel, is er ook een aantal mensen dat steeds hetzelfde plekje opzoekt. Ik zie het om me heen gebeuren. In de wandelgangen staan ze bekend als ‘vaste wisselwerkers’.
Hoewel het niet de bedoeling is, heb ik er alle begrip voor. Ook ik heb mijn tegennatuurlijke best moeten doen om het verlangen naar een vast honk uit mijn systeem te bannen. Ik miste dat heel erg in het begin, een vaste werkplek.
Waar ik echter geen begrip voor op kan brengen, is dat sommige van die collega’s een plek proberen te claimen door extra vroeg te komen of bij tijdelijke afwezigheid, zoals een pauze, spullen op het bureau achter te laten. Het doet me een beetje denken aan Dimitrion; het hotel waar ik vorig jaar met Gerda en de kinderen zat, op Kreta. Daar bood het zwembad slechts een beperkt aantal ligstoelen in de zon. Hetgeen voor een aantal bezoekers aanleiding was om elke morgen direct bij opening van het zwembad (om 7 uur ‘s morgens) even snel hun handdoek over de stoel in de zon te leggen en de stoel voor de rest van de dag op te eisen. De vroege vogels spoedden zich na het ‘handdoekje leggen’ vervolgens terug naar bed en stortten zich pas na hun ontbijt, om een uur of elf, in hun gereedstaande ligstoel in de zon. Behoorlijk ongemanierd vond ik dat. Zoiets doe je niet met stoelen die van iedereen zijn.
Om teleurstellingen als deze te voorkomen blijven we dit jaar overigens in Nederland. We hebben een huisje geclaimd aan de Zeeuwse kust in Zoutelande. De eerste de beste ‘vaste wisseltoeristen uit het oosten’ die ik daar in deze flexibele tijd nog betrap door een diep gegraven strandkuil te claimen met handdoeken en tassen, zal ik uitleggen dat hij beter kan gaan ‘wisselluieren’. Het geeft namelijk een aangenaam gevoel van vrijheid om elke dag ergens anders op het strand te liggen. En bovendien breekt dat de dag een beetje, steeds een nieuwe kuil graven…
Chinees
- Dus ik zeg tegen die Yolande huppeldepup: weet je wat het is meisje, employability is gewoon een kwestie van willen.
- Juist, da’s duidelijke taal.
- Dat dacht ik dus ook, maar ze begreep er niks van.
- Hoezo niet?
- Nou, ze vroeg of ik dat wilde toelichten.
- Tssss…
- Dus ik zeg: willen in de zin van gemotiveerd en betrokken zijn. En kunnen in de zin van beschikken over de juiste competenties om de communicatiefunctie en werkzaamheden naar behoren in te vullen.
- Precies!
- Alsof ze water zag branden... die Yolande… Van der…. Dinges
- Je meent het…
- Ik begrijp het ook niet, spreek ik Chinees of zo?
- Gisteren nog gegeten…
- Wat?
- Chinees, met babi pangang, lekkerrrrr…
- Ach, schei toch uit jij. Neem jij mij wel serieus?
- Tuurlijk wel, maar… hoe is het met… je weet wel?
- Met?
- Nou… je vriendje?
- Ooh, goed joh… hartstikke goed, hij komt me straks ophalen.
- Yeh! Da’s breaking news! Dus het is weer goed?
- Hoe bedoel je?
- Nou, ik dacht dat je ‘m even on hold had gezet.
- Hè? Over welk vriendje heb jij het eigenlijk?
Ja, beste lezers van het Waterschap, zo hoor je nog eens wat als je als flexwerker naar een andere afdelingsvlek bent uitgewaaierd. Zat ik ineens tussen – ik vermoed – een stel dames van Communicatie. Best leuk die conversaties, maar niet als je een plekje zoekt om aan een belangrijk stuk te werken. Geheel volgens de protocollen (je moet je collega’s erop aan durven spreken) heb ik deze collega’s dan ook vriendelijk gevraagd, hun conversatie in het restaurant voort te zetten. Dat wilden ze best. Maar alleen als ik zou stoppen met het eten van brood boven m’n toetsenbord. Tja, daar hadden ze me tuk, de dames van - ik vermoed - Communicatie. Terwijl de vrouwen hun conversatie stopten en toch maar aan het werk gingen in plaats van naar het restaurant, en ik mijn bammetjes met een luidkeels ‘toe-de-le-doki’ in mijn flexkoffer gooide, overviel me ineens een niet te stille verlangen naar de tijd dat ik nog gewoon een appeltje kon schillen achter m’n eigen bureau op de vijfde. Dat massieve bureau met die ingebrande koffievlek en dat irritante bovenste laatje dat alleen openging als je er drie keer keihard tegenaan sloeg. Begrijpt u mij. Of spreek ik nu Chinees?
Ja, met Willem....
Kort na die training heb ik de bezem door mijn toenmalige werkplek gehaald. Het gaf een bevrijdend gevoel dat ik het dossier van mijn voorganger, waar niemand ooit meer in keek omdat alles gedigitaliseerd of sterk verouderd was, kon weggooien. Sinds die tijd zweer ik bij een digitaal archief en ben ik nogal opruimerig van aard geworden. Met alle gevolgen van dien overigens. Want ik kan eigenlijk niks meer op mijn bureau verdragen. Alles wat ik op een bureau zie liggen, moet gedigitaliseerd of geëlimineerd worden. Zo heb ik inmiddels al twee muizen, drie toetsenborden en een dozijn perforators door de shredder gehaald.
Op dit moment ben ik mijn mobiele waterschapstelefoon kwijt. Een half uurtje geleden lag hij nog voor me. Maar ik vrees dat ik mijn cleandesk-woede ook op het praatapparaatje heb geprojecteerd. Ik heb het ding niet in de papiervreter gestopt. Want het hok waar dat apparaat staat, mag ik niet meer in. Daar geldt een Willem Waterdager-verbodsbepaling. Wacht… ik hoor ‘m overgaan, geloof ik. Aahhhhh, juist ja…. ik zat er bovenop. En ik maar denken dat er op deze werkplek ergonomisch iets mis was. Ik wilde de ergo-coach al bellen. Ja, met Willem… hoezo niet bereikbaar..?
Blokhut
Vanmorgen zat ik te werken in een van de stilteruimtes hier in het waterschapshuis. Het zijn aparte afgesloten ruimtes waar je je goed kunt concentreren en waar ik onder meer mijn beleidsstukken schrijf. Een ruimte waar je niet wordt afgeleid, omdat niemand je lastig valt. Je kunt veel zeggen over ons flexibele huisvestingsconcept, maar die stiltegebieden vind ik echt een uitkomst. Je kunt er goed doorwerken en je krijgt een beetje het ouderwetse gevoel terug. Het gevoel van een eigen werkplekkie. In dit geval een eigen werkhut. Of een eigen blokhut om in zwerversjargon te spreken. Want groot zijn ze niet, die stilte-units.
Met dat bericht over de Rotterdamse buitenslapers in mijn hoofd bedacht ik me vandaag dat het misschien wel iets is om onze stiltehutten na zes uur ‘s avonds beschikbaar te stellen aan de stadsnomaden van Barendrecht. Die hebben na een dag van hard zwerven immers ook hun rust nodig. Als ze ’s ochtends voor acht uur weg zijn en hun slaapbox cleandesk achterlaten – ik wil dus geen etensresten in het toetsenbord terugvinden als ik aan mijn beleidstuk voor Rotterdam Waterplan III zit te werken - hebben ze mijn zegen. Ik zal eens een voorstelletje schrijven richting onze directie…
Clean desk
PS Het staat een ieder vrij de onderzoeksresultaten te weerleggen.
Spruitjes
Natuurlijk begrijp ik best dat het in wezen niet logisch is om al je activiteiten vanaf één vaste plek te doen. Thuis doe je dat immers ook niet. Slapen doe je op een plek die hiervoor het meest optimaal is ingericht (de slaapkamer) en als je gaat koken of badderen kies je voor respectievelijk de keuken en de badkamer. De reden dat we op kantoor alles vanaf een vaste werkplek deden, had natuurlijk te maken met het feit dat daar alle spullen stonden om het werk te kunnen doen. Op een andere plek werken was lastig, omdat daar de noodzakelijk ordners, boeken, archieven e.d. ontbraken. In dit digitale tijdperk is dat achterhaald en kun je in principe achter elk bureau kruipen. Als er maar een computer en een telefoon staat.
Dat ik de logica ervan inzie, wil echter niet zeggen dat ik tomeloos enthousiast ben over het gegeven dat het ‘wisselwerken’ binnen dit waterschap tot norm is verheven. Het pandje is prachtig. Daar niet van. Maar ik vind het wel omslachtig dat ik in een aparte ‘cel’ moet gaan zitten als ik werk moet doen waarbij ik absolute stilte nodig heb. Wat me echt onrustig maakt, is dat ik geen eigen bureau heb en dus nergens mijn foto van Gerda en de kinderen kan neerzetten. Mijn gezin zit al drie weken opgesloten in de flexkoffer, die ik elke dag achter me aan zeul door dit kantoor van de toekomst. Er zijn collega’s die blij zijn dat ze niet de hele dag naar hun gezinsgeluk hoeven te turen. Maar ik ben nog niet zover. Als dingen veranderen, bewegen mensen zich nu eenmaal in verschillende snelheden. Ik lijk in dit opzicht geloof ik op onze huisschildpad Speedy (zo genoemd vanwege zijn vermeende drugsverleden), die er een volle week over kan doen om ons gazon over te steken.
Hoe dan ook… er zijn in ieder geval twee voordelen aan dit ‘activiteitgericht werken’. Op de eerste plaats biedt het zwoegen zonder vaste verblijfplaats voldoende stof voor een weblog en kan ik me dus weer eens ouderwets uitleven. (In mijn tienerjaren was ik jarenlang eindredacteur van Braak; de ondergrondse schoolkrant van het Calvijn Lyceum te Goes). Ten tweede is het ontbreken van een vaste werkplek voor mij sociaal gezien een opkikker. Bij nader inzien is het leuker om dat derde deel van mijn leven met 400 verschillende collega’s te delen, in plaats van met die drie door spruitjeslucht omgeven confraters waar ik in Dordrecht mee opgehokt zat. Kortom: leve het nieuwe kantoorleven. Leve dit weblog. En leve de dijkgraaf (3x hoezee)!